In onderstaande video vertellen orthopedisch chirurg René ten Broeke en verpleegkundig specialist Jannic van Leendert wat orthogeriatrisch co-management inhoudt en wat het hen heeft gebracht in de praktijk. ‘De zorg is veranderd’, aldus René. ‘Meer dan de helft van de patiënten is 70 jaar of ouder en heeft co-morbiditeiten. Daar moet je de zorg op aanpassen en dat hebben we denk ik heel succesvol gedaan.’ Jannic vult aan: ‘Ik ben van mening dat we een brug hebben geslagen tussen verpleegkundigen, assistenten en medisch specialisten.’ Bekijk de video hieronder.
Ontstaan
Orthopedisch chirurg René ten Broeke geeft aan dat er al langer behoefte was aan een intensievere samenwerking tussen de afdelingen orthopedie en interne ouderengeneeskunde. ‘We vonden dat onze internistisch-geriatrische kennis en kunde ontoereikend waren voor de complexe co-morbide oudere patiënten. Daarom hebben wij er bij de Raad van Bestuur al eerder op aangedrongen om de internist ouderengeneeskunde niet als consulent, maar als actieve medebehandelaar in te mogen zetten voor deze groep patiënten.’ Het duurde even voordat de Raad van Bestuur was overtuigd. Pas toen het besef doordrong dat er echt een verbeterslag nodig was op de afdeling orthopedie ten aanzien van ouderen, is hiervoor budget vrijgemaakt. In eerste instantie in de vorm van een pilot van een jaar, maar vanwege de goede resultaten wordt het programma nu structureel ondersteund.
Samen met René ten Broeke vormen internist-ouderengeneeskunde Bart Spaetgens en verpleegkundig specialisten Noor Pijls en Jannic van Leendert het team van het eerste uur dat het orthogeriatrisch co-management heeft opgezet en geïmplementeerd. Vanuit de afdeling interne ouderengeneeskunde zijn de verpleegkundig specialisten naar voren geschoven om als spin in het web te fungeren en de samenwerking verder vorm te geven. Volgens Jannic is de samenwerking met de internist-ouderengeneeskunde zoals in het Maastricht UMC+ uniek. ‘De verpleegkundig specialist is hier veel zelfstandiger dan in veel andere klinieken. Ik doe een volledige medische en sociale anamnese, plus onderzoek.’ Een deel van de (acute) zorg is dus ter beoordeling van de verpleegkundig specialist. De internist-ouderengeneeskunde heeft een belangrijke rol als supervisor en in onder andere de grote visite en polikliniek.
De samenwerking leidt tot een gebleken reductie in complicaties tijdens opname. Daarnaast is de mortaliteit gedaald onder ouderen met een heupfractuur. Dat blijkt uit zorgevaluatieonderzoek onder 300 patiënten waarbij twee afdelingen zijn vergeleken: de orthopedische afdeling mét en de afdeling traumatologie zonder co-management.
Uitdagingen
De opstartfase van het co-management heeft ook zo zijn uitdagingen opgeleverd. Zo was het in het begin lastig om de juiste patiënten te identificeren waarbij de verpleegkundig specialist ouderengeneeskunde in medebehandeling zou komen. Bart geeft aan: ‘Zorgverleners van snijdende vakken en zorgverleners vanuit specialismen gericht op kwetsbare ouderen kijken heel anders naar de kwetsbare oudere met bijvoorbeeld een gebroken heup. Dat blijkt ook uit ons onderzoek dat is gepubliceerd in JAMDA.’ In het begin was een hele proactieve houding nodig van de verpleegkundig specialist en het hele team om de verschillende perspectieven samen te brengen.
In het Maastricht UMC+ was er sprake van een enorme drive en positieve houding vanuit de orthopedie om de samenwerking op lange termijn te laten slagen. Het ging pas echt goed lopen toen, op aandringen van orthopeden en internisten-ouderengeneeskunde, ruimte is gecreëerd om deze samenwerking definitief te faciliteren en uit te bouwen.
Effectiviteit
‘Zaken als longembolieën, DVT's, delieren en nierfunctiestoornissen werden opeens eerder gesignaleerd en konden zo sneller worden behandeld’, vertelt Bart. ‘Het werkt om te laten zien dat je samen bijvoorbeeld een pneumonie (longontsteking) of decompensatiebeeld (hartfalen) kunt behandelen. De A(N)IOS orthopedie zag de patiënt verbeteren zonder dat veel andere consulenten moesten worden ingeroepen.’
Voor de patiënt is de winst dat multi-problematiek veel beter in kaart wordt gebracht nu er meer zicht is op de 'hele' patiënt. Complicaties worden eerder gesignaleerd en ondervangen. Daarnaast is de mortaliteit onder ouderen met een heupfractuur significant lager ten opzichte van de controle afdeling. Na drie maanden is de mortaliteit gedaald van 24,4% naar 9% en na een jaar van 34% naar 13,9% (zie bijgevoegd artikel).
Ook intern zijn de reacties positief. In de periode van de pilot zijn er vragenlijsten ingevuld door verpleging en artsen op de afdeling orthopedie m.b.t. ervaringen met het orthogeriatrisch co-management. Men geeft aan dat de communicatie met de artsen laagdrempeliger en opener is, met meer ruimte voor dialoog en vragen. Dat geldt ook voor bijvoorbeeld leerling-verpleegkundigen. De succesvolle pilot en nadien definitieve inbedding heeft geleid tot een gesprek over een uitbreiding naar andere snijdende vakken.